Terug naar nieuwsoverzicht

De Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties (DBA) – stand van zaken

Indien u als theater een artiest inhuurt, dan zal over de financiële beloning voor de desbetreffende artiest een bepaald percentage loonheffing moeten worden betaald. Het handigst is dat de artiest deze loonheffing zelf betaalt en dat bedrag in zijn of haar prijs incalculeert. Dat gaat echter niet zomaar: hiervoor was tot 1 mei 2016 een zogenaamde VAR-verklaring nodig en zonder deze verklaring ging de Belastingdienst ervan uit dat er sprake was van een vaste dienstbetrekking. In dat geval moest de opdrachtgever, het theater dus, voor de kosten opdraaien, inclusief een fikse boete (wegens belastingontduiking).  En bij meerdere artiesten kon dat bij elkaar flink oplopen. Indien uw openluchttheater een stichting is, zijn de bestuurders hoofdelijk (!) aansprakelijk. Bij verenigingen zijn de gezamenlijke leden echter aansprakelijk. Voor een openluchttheater was het dus zeer belangrijk om te controleren of de ingehuurde  artiesten wel over een VAR-verklaring beschikten.

De oude en de nieuwe wet
De Verklaring ArbeidsRelatie (VAR) voor zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers), zoals (zelfstandige) artiesten, bleek om een aantal redenen in de praktijk niet goed te werken:

  1. De VAR maakte schijnzelfstandigheid mogelijk.
  2. Als achteraf bleek dat de opdrachtnemer, zoals een artiest, feitelijk toch in loondienst had gewerkt, dan kreeg deze een naheffing en liep daarbij tevens het risico om bepaalde belastingvoordelen mis te lopen. Het financiële risico lag dus eenzijdig bij de opdrachtnemer.
  3. De VAR-regeling werkte oneerlijke concurrentie in de hand: kwaadwillende ondernemers konden met deze regeling vaste medewerkers vrij gemakkelijk inruilen voor veel goedkopere zelfstandigen.

Op grond van voornoemde overwegingen werd de VAR-regeling afgeschaft en werd vervangen door een nieuwe wet; de Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties (DBA).
In het kort komt deze wet op het volgende neer:

  1. Ondernemers die vooraf zekerheid willen over de arbeidsrelatie, kunnen met de nieuwe wet gebruik maken van een modelovereenkomst waarin de arbeidsrelatie staat omschreven. De modelovereenkomsten worden door de Belastingdienst gekeurd. Gezag, loon en vervangbaarheid zijn daarbij de belangrijkste criteria.
    Op de site van de Belastingdienst kunt u een aantal modelovereenkomsten vinden (en downloaden) die u kunt aanpassen voor uw eigen situatie. Uiteraard moet de Belastingdienst een aangepaste modelovereenkomst ook goedkeuren.
  2. Als beide partijen volgens de goedgekeurde modelovereenkomst werken, lopen zij geen risico op naheffingsaanslagen of boetes. Als de Belastingdienst toch een vast dienstverband vaststelt, zijn opdrachtgever en -nemer samen verantwoordelijk.
  3. Belangenorganisaties, individuele opdrachtgevers of hun intermediairs kunnen ook zelf modelovereenkomsten opstellen en ter beoordeling voorleggen aan de Belastingdienst, bijvoorbeeld voor een bepaalde sector of beroepsgroep. 

Kritiek op de nieuwe wet
Wie denkt dat de nieuwe wet met veel gejuich werd ontvangen, die heeft het mis:

  1. Zo deed de Belastingdienst er gemiddeld langer over dan de beloofde zes weken om een modelovereenkomst te controleren.
  2. Ook ontstond  er veel onduidelijkheid over de term ‘schijnzelfstandigheid’. 

Door de onduidelijkheid waren opdrachtgevers kopschuw geworden en durfden zij geen zzp’ers meer in te huren. Dat kan natuurlijk niet de bedoeling zijn.
Op aandringen van de Kamer heeft Staatssecretaris Eric Wiebes (Financiën) daarom besloten om de wet DBA voorlopig in de ijskast te zetten. Op 1 juni 2017 liet hij weten dat de Wet DBA tot in ieder geval juli 2018 niet wordt gehandhaafd. Dit betekent dat “goedwillende ondernemers” tot die datum geen boete of naheffing hoeven te verwachten als achteraf blijkt dat zij zich niet aan de regels hebben gehouden. 

 

Wat zegt de Belastingdienst er zélf van?
“De Belastingdienst heeft de handhaving van de Wet DBA uitgesteld tot in ieder geval 1 juli 2018, tenzij u als kwaadwillend wordt gezien. U hoeft dus niet bang te zijn voor naheffingen of boetes.

De handhaving is eerder al uitgesteld tot 1 januari 2018. Een nieuw kabinet beslist over wat er verder gebeurt met de wet DBA. In ieder geval moeten opdrachtgevers en opdrachtnemers voldoende tijd krijgen om hun werkwijze zo nodig aan te passen. Daarom is besloten de handhaving opnieuw uit te stellen.

Het opschorten van de hiervoor genoemde repressieve handhaving geldt niet als u door de Belastingdienst als kwaadwillende wordt gezien. U bent kwaadwillend als u opzettelijk een situatie van evidente schijnzelfstandigheid laat ontstaan of voortbestaan, omdat u weet – of had kunnen weten – dat er feitelijk sprake is van een dienstbetrekking (en daarmee een oneigenlijk financieel voordeel behaalt en/of het speelveld op een oneerlijke manier aantast). De handhaving richt zich nu eerst op de ernstigste gevallen: situaties waarin partijen evident buiten het wettelijk kader treden. Het gaat daarbij dus niet om een zelfstandige professional bij wie er ruis is over de gezagsrelatie. Het gaat wel om gevallen waarin opdrachtgevers opereren in een context van opzet, fraude of zwendel. Daarbij kan worden gedacht aan situaties waarin sprake is van listigheid, valsheid of samenspanning en situaties die leiden tot ernstige concurrentievervalsing, economische of maatschappelijke ontwrichting of waarin het risico aanwezig is van uitbuiting. Indien u als kwaadwillend wordt gezien, zal de Belastingdienst handhavend optreden. Dit betekent dat de Belastingdienst in geval van kwaadwillendheid correctieverplichtingen of naheffingsaanslagen kan opleggen.” [einde citaat]

Oud VAR-houders
Hierover schrijft de Belastingdienst:

“Zelfstandige artiesten (zzp’ers) die vroeger een VAR hadden, krijgen van de Belastingbrief een brief over wat het uitstel van de handhaving van de wet DBA voor hen betekent. Zoals gezegd, wordt de handhaving van de wet DBA in ieder geval uitgesteld tot 1 juli 2018. Huurt een opdrachtgever [zoals een theater] vóór die datum een zzp’er in [zoals een zelfstandige artiest] en constateren wij [de Belastingdienst] achteraf dat er sprake was van loondienst, dan zullen wij [de Belastingdienst] tot 1 juli 2018 geen naheffingen, correctieverplichtingen en boetes opleggen, behalve bij evidente kwaadwillenden. In dat opzicht kunnen opdrachtgevers, zoals openluchttheaters, dus met een gerust hart met zzp’ers zaken doen.” [Einde citaat]

Tot slot
Alhoewel er ook op de nieuwe wet DBA reeds veel kritiek is, kunnen we wel vaststellen dat u in ieder geval als theater tot 1 juli 2018 geen boetes of correctieverplichtingen van de belastingdienst hoeft te verwachten. Bovendien weten zelfstandige artiesten – zzp’ers – al op voorhand dat zij niet in vaste loondienst zullen werken. Voor deze situatie is het sowieso al onnodig om modelovereenkomsten te gebruiken. Maar het is natuurlijk wel verstandig om het één ander schriftelijk in het contract met een artiest vast te leggen; dus ook wie de sociale premies en  loonbelasting afdraagt. Daaruit kan de Belastingdienst immers opmaken dat u geen verkeerde bedoelingen heeft. En in geval van twijfel staat het u vrij om toch van een  modelovereenkomst gebruik te maken (zoals gezegd, staan er modelovereenkomsten op de site van de Belastingdienst). 

En wat er na 1 juli 2018 met de wet DBA zal gebeuren, is uiteraard nog niet bekend. Dat wordt overgelaten aan het nieuwe kabinet.

 

Cartoons:   rgvt (Fokke en Sukke)
                  loko cartoons (De belastingdienst beoordeelt de overeenkomst)